Naar inhoud springen

klauwe

Van Wiktionary

Algemein Gesjreve Limburgs

[bewirk]

Wirkwaord

[bewirk]

(zich) klauwe (Nederlands: klauwen, gappen, jatten, stelen, zich gestolen goed toeëigenen)

Sinneniem
Verveuging

klauwt, klauwde, geklauwd