Naar inhoud springen

autoriteit

Van Wiktionary

Nederlandjs

[bewirk]

Zelfstenjig naamwaord

[bewirk]

Lemma

[bewirk]

autoriteit g

  1. gezag

Verbuging

[bewirk]
inkelvaad mieëvaad
nom.: autoriteit autoriteiten
dim.: autoriteitje autoriteitjes