Naar inhoud springen

bramenstruik

Van Wiktionary

Nederlandjs

[bewirk]

Zelfstenjig naamwaord

[bewirk]

Lemma

[bewirk]

bramenstruik g /'bra:.mə(n).strœy̯k/

  1. brieëm
Variaasje

Verbuging

[bewirk]
inkelvaad mieëvaad
nom.: bramenstruik bramenstruiken
dim.: bramenstruikje bramenstruikjes