Naar inhoud springen

broedkip

Van Wiktionary

Nederlandjs

[bewirk]

Zelfstenjig naamwaord

[bewirk]

Lemma

[bewirk]

broedkip g /'brut.kɪp/

  1. (veugel) broek

Verbuging

[bewirk]
inkelvaad mieëvaad
nom.: broedkip broedkippen
dim.: broedkippetje
broedkipje
broedkippetjes
broedkipje